"Waar je wortels zijn, groei je het mooist"

Interview met Vincent Stijns (Projectleider Kleinschalig Wonen)
In Overijssel raken jeugdigen te vaak ontworteld door een zorgsysteem dat piept en kraakt. Jeugdigen worden uit huis geplaatst, verhuizen van plek naar plek, verliezen hun vertrouwde omgeving en lopen schade op die vaak jarenlang doorwerkt. De hulp is niet passend, te ver weg en soms te laat. Het moet anders. En het kan anders.
Vincent Stijns (Projectleider Kleinschalig Wonen) onderzocht hoe het kleinschalig wonen en verblijf in Overijssel nu is ingericht en wat ervoor nodig is om jeugdigen echt verder te helpen. In dit interview deelt hij zijn inzichten. Nabijheid, kleinschaligheid en samenwerking blijken cruciaal.
Hoe ziet wonen en verblijf voor jeugdigen er nu uit?
“Ik zie het landschap van wonen en verblijf als een piramide, met pleegzorg als brede basis en JeugdzorgPlus bovenin de punt. Wanneer een jeugdige (tijdelijk) niet thuis kan wonen, dan maken we het liefst zoveel mogelijk gebruik van pleegzorg, zo dichtbij mogelijk in de omgeving van de jeugdige. Wortels zijn belangrijk, zeg ik altijd. Daar waar een jeugdige zijn wortels heeft, daar groeit hij het mooist. Bij gebrek aan pleegzorg zijn gezinshuizen een goed alternatief. Die bieden gezinsgericht wonen, vaak voor langere tijd, en met meer stabiliteit dan residentiële instellingen. In residenties is er vaak minder persoonlijke en stabiele begeleiding, omdat daar de teams in roosterdiensten werken en door personeelstekorten en veel wisselingen is dat gewoon onrustiger, ook al zijn die medewerkers heel betrokken. Soms volgt daarna nog een stap: gesloten jeugdzorg. Jeugdigen blijven jarenlang in het systeem hangen en er wordt vaak opgeschaald. Terugkeer naar huis raakt juist steeds verder uit zicht.”
Wat gebeurt er met jongeren die eenmaal uit huis zijn geplaatst?
“Gemiddeld worden jongeren zes tot zeven keer doorgeplaatst. Bij complexe situaties zelfs tien keer of meer. Dat is alsof je als jongere in een flipperkast belandt. Je verliest je school, je sportclub, je sociale netwerk. Elke keer nieuwe hulpverleners, elke keer opnieuw je verhaal doen. Dat laat diepe sporen na. Jongeren ontwikkelen probleemgedrag, komen in zwaardere vormen van zorg en vaak stopt dat niet bij 18 jaar. Dan schuift het probleem door naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) of de Wetlangdurige zorg (WLZ). Het systeem zadelt jongeren op met schade, in plaats van ze te helpen herstellen.”
Waarom eindigen relatief veel jongeren in gesloten jeugdzorg?
“Omdat de basis niet op orde is. Als er te weinig pleeggezinnen zijn en te weinig ambulante alternatieven, dan schuiven jongeren automatisch door naar zwaardere zorg. De piramide staat eigenlijk op z’n kop. Richting 2030 moet de capaciteit voor gesloten JeugdzorgPlus worden afgebouwd. En dat vraagt iets van de regio’s. Binnen het bestaande systeem moeten we zelf alternatieven opbouwen voor de complexe doelgroep met meervoudige problemen. Nabij en kleinschalig.”
Wat betekent ‘nabijheid’ in de praktijk?
“Dat jongeren niet uit hun leefwereld worden gehaald. Nu gebeurt dat te vaak. Voorzieningen zitten bijvoorbeeld in Zwolle, maar jongeren komen uit omliggende dorpen. Dan moeten ze van school, stoppen met hun sport, vrienden achterlaten. Dit is niet normaliseren. Dit is ontwortelen. En niemand wil dat, maar het gebeurt wel, omdat het systeem zo is ingericht.”
Wat betekent dit voor ouders?
“Zij raken op afstand. Terwijl ouders, ook bij een uithuisplaatsing, altijd betrokken moeten blijven. Vanaf dag één – of liever: dag min tien – moet je ze erbij betrekken. Geen plan zonder hen.”
Wat moet er veranderen?
“Ten eerste inzetten op minder uithuisplaatsingen. Dat vraagt om stevige toegangen, een sterk ambulant veld, en betere samenwerking. Verwijzers moeten kennis hebben van wat er lokaal mogelijk is, en daar ook naar kunnen handelen. En als een uithuisplaatsing echt nodig is, dan moet die zo nabij en huiselijk mogelijk zijn. Dat is het tweede. ”
Hoe pakken de regio’s dat aan?
“In zowel IJsselland als Twente is ‘nabijheid’ nadrukkelijk opgenomen in de visie. Alle wethouders van IJsselland hebben nu ingestemd met beleid dat inzet op spreiding van woonplekken over de regio. Dat is een enorme stap. Daarmee brengen we vraag en aanbod dichter bij elkaar. Ook als het gaat om complexe hulpvragen. Het vraagt naast heldere visie, stevige sturing en samenwerking met zorgorganisaties. In IJsselland loopt dat al, daar zijn aanbieders actief betrokken. In Twente is het nog niet zover. De zorgvraag en financiële druk zijn daar per gemeente heel verschillend. Maar bijna alle aanbieders uit IJsselland zijn ook actief in Twente. Daarom zeg ik ‘Twente: doe het in je eigen tempo, maar haak aan!’ Maar het moet niet alleen geografisch kloppen, het moet ook inhoudelijk goed zijn.”
Waarom is het juist in Twente zo urgent?
“In Twente worden opvallend veel jongeren uit huis geplaatst, meer dan het landelijk gemiddelde. Dat is niet alleen zorgwekkend, het is ook een signaal dat het anders móét. Waarom zou het hier zoveel meer nodig zijn dan in Haaglanden of Noord-Holland?”
Wat betekent de ontwikkeling inhoudelijk?
“We willen kleinschalige voorzieningen van vier tot zes jongeren, met een helder en uniform kwaliteitskader. Wat is goede zorg? Hoe werk je systemisch, hoe richt je je team in, hoe zorg je voor stabiliteit? En dat moet niet teveel per aanbieder verschillen. We willen niet dat iedereen het wiel opnieuw uit vindt. Als gemeente wil je gewoon één goed zorgproduct voor je jongeren. Dat vraagt om samenwerken, kennis delen en gezamenlijk sturen. In IJsselland doen we dat nu. We zorgen voor spreiding van plekken én een helder kwaliteitskader. Zorgaanbieders willen graag meedoen, maar er moet wel regie zijn. Die sturing organiseren we nu centraal, via RSJ IJsselland. Zo komen we samen stap voor stap dichter bij een betere toekomst voor jongeren.”
En hoe zit het met de financiële kant?
“Zorgaanbieders krijgen een tarief. Dan mag je ook iets verwachten. Wat leveren zij voor dat bedrag? Of omgekeerd: wat kost het om écht goede zorg te leveren? Maak die koppeling expliciet. Alleen dan ontstaat er transparantie en kwaliteit.”
Wat levert nabijheid uiteindelijk op?
“Rust. Minder verplaatsingen. Minder stepped care. Minder zware zorg. Minder overleg. Minder bureaucratie. Dus lagere kosten. Maar bovenal: verbondenheid. Dat een ouder op zaterdag gewoon langs het voetbalveld kan staan. Dat jongeren hun school, sport en vrienden kunnen houden. Dat is herstel.”
Hoe betrek je jongeren zelf bij deze beweging?
“Door ze aan tafel te vragen. In onze projectgroep zitten een jongere en een ouder als ervaringsdeskundigen. Tevens betrekken we de cliëntraden en jongerenraden van alle aangesloten zorgaanbieders. Ook gaan we het landelijke actieteam van het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) betrekken. Dat zijn jongeren uit JeugdzorgPlus. Want als je dit voor jongeren doet, dan moet je ze ook vragen wat zij nodig hebben.”
“We doen dit niet voor systemen. Niet voor budgetten of rapportages. Maar voor jongeren. Voor hún toekomst. It takes a village to raise a child, zeggen ze. Nou, dan moet dat dorp wel bereikbaar blijven. We moeten kinderen omarmen, niet verplaatsen. Uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde: veilige, stabiele plekken, dichtbij huis, met toekomstperspectief voor de jongeren. Als zij later terugkijken op hun leven, moeten ze kunnen zeggen: bij mij zijn op de cruciale momenten de juiste keuzes gemaakt. Dat vraagt om een duurzaam ingericht zorglandschap, waarin niet crisissituaties leidend zijn, maar het toekomstperspectief van de jongere.”